Deze villa was het broeinest van de Nederlandse avant-garde
Zo zorgden de bijeenkomsten in kunstenaarsvilla Jagtlust in de jaren ’50 en ’60 voor een explosie van creativiteit
Deel deze paginaJachtslot Jagtlust was een kunstenaarsvilla die bloeide in de jaren vijftig en zestig en die de Nederlandse cultuur decennialang beïnvloedde. Hoe ontstond de creatieve chemie tussen de gasten? Wat maakte de bijeenkomsten hier zo bijzonder? Wat was het effect hiervan (op lange termijn) - zowel op de carrières van de kunstenaars als op het Nederlands cultuurgoed?
Auteur: Jan van Tienen | Fotografie: Eddy Posthuma de Boer & Chris Hoefsmit
De aantrekkingskracht van een plek bestaat ten eerste uit chemie tussen mensen. Je koffie, aankleding, uitzicht en uitstraling kunnen nog zo fraai of frappant zijn – het draait om de mensen, wat ze voor elkaar betekenen, wat ze op de plek doen. Maar als de plek zelf ook bijzonder is kan er iets uitgroeien wat lang door-echoot.
Tussen 1954 en 1971 kwamen kunstenaars en kinderen van de bourgeoisie samen op Jachtslot Jagtlust: een landgoed tussen Laren en Blaricum. Dichters Remco Campert en Lucebert, schrijvers Bernlef en Reve, fotografen Ed van der Elsken en Johan van der Keuken, kunstenaars van COBRA: deze en vele anderen die zouden uitgroeien tot culturele mastodonten stonden er deels mee aan de basis voor een culturele omwenteling in Nederland (of gaven die in ieder geval vorm): die van de vrijgevochten jaren zestig. Schrijver Annejet van der Zijl sprak overigens meerdere van deze mensen en schreef er een magistraal boek over: Jagtlust. Voor dit artikel is daar dankbaar gebruik van gemaakt.
Een groot deel van die culturele elite was onderdeel van de Amsterdamse Leidseplein-scene. Maar waarom bleven ze niet daar hun artistieke plannen smeden? Waarom dronken in auto’s stappen en joelend naar Jagtlust sjezen? Om dat te begrijpen moeten we eerst naar de voorgeschiedenis van de plek kijken.
Hoe de Ten Harmsen van der Beeks in Jagtlust kwamen
Het landgoed Jagtlust heeft altijd een air van geld gehad. Het werd in 1871 gebouwd als buitenplaats voor steenfabrikant Haverkamp, die tussen Laren en Blaricum een woonhuis op stand wilde hebben. Dit deel van het Gooi werd in diezelfde periode aantrekkelijk voor kunstenaars, die de betrekkelijke ongereptheid ervan aantrekkelijk vonden. Er waren vooral kleine boertjes die het land bewerkten, verder was er weinig te vinden. Na Haverkamp hebben vele andere partijen Jagtlust in het bezit gehad. In 1903 werd het gekocht door een rijke koopman, Jean Daniel Landré. Naar verluidt hing zijn vrouw zich in het huis op, wat het imago ervan aan het begin van de twintigste eeuw bar weinig goed deed. Net voor de Tweede Wereldoorlog zat er een groep geestelijken in, die het landgoed als sanitorium gebruikten, en daarna kwam er een andere ziekte in te huizen, in de vorm van de Duitse bezetter, die er dertig soldaten huisvestte.
De kern van de mensen die Jagtlust groot maakten waren degenen die er in 1954 introkken. Het waren Fritzi en Heintje ten Harmsen van der Beek, dochter en zoon van illustratoren Eelco Martinus ten Harmsen van der Beek (1897-1953) en Freddie Langeler (1899-1948). Ten Harmsen van der Beek tekende lange tijd de Flipje-albums, die werden gebruikt om jam uit de Betuwe te verkopen.
Toen de kinderen Fritzi en Heintje in Jagtlust terecht kwamen – Fritzi kraakte het pand – bestond een deel van de aantrekkingskracht uit de manier waarop zij met geld omgingen. Ze hadden een air van achteloosheid over geld om zich, die aanstekelijk werkte. Het leven is een feest, zeker als het geld rolt. Maar hoe zorgden Fritzi en Heintje er dan voor dat Jagtlust zo legendarisch werd?
Vrijheid
Fritzi en Heintje waren flamboyante mensen, die tegelijkertijd een goed gevoel voor exclusiviteit hadden. Die combinatie werkte aanstekelijk. Tijdens een staatsbezoek van de Franse president aan Nederland in de jaren vijftig huurde Heintje een Rolls Royce en liet hij zich erin rondrijden op de plek waar de president zou worden toegejuicht. Fritzi zelf had iets mysterieus en ongrijpbaars en was zelf ook dichter. Schrijver Remco Campert werd sterk door Fritzi aangetrokken en vestigde zich op Jagtlust. Daar schreef hij de Jagtlustkoerier, het blaadje met nieuws over het oord. Daar stond dan bijvoorbeeld in opgeschreven dat voor een overleden konijntje een heuse rouwkamer werd ingericht, met brandende kaarsen en al, of dat er passende Japanse brilletjes moesten werden gemaakt voor de porseleinen honden in het huis. En zo kwamen de bezoekers af en aan, ook al omdat het vaak feest was.
Wat niet betekent dat iedereen zo maar kon komen aanwaaien. Jagtlust was een plek waarvoor je uitgenodigd moest worden: alleen schrijvers en kunstenaars van naam, mensen die al iets gepubliceerd hadden, mensen die al geëxposeerd hadden waren welkom in de hofhouding rondom Fritzi. Maar als je binnen was, was je ook goed binnen. Welkom zijn bij Jagtlust betekende ook dat er andere deuren voor je open gingen: zo werd het makkelijker om in belangrijke tijdschriften als Vrij Nederland gepubliceerd te raken.
De beroemde tekenaar Opland (het alias van Rob Wout), vertelde over Jagtlust: “Het was een gelukzalige tijd. (…) Je had daar als stadsmens ook zo’n mooi gevoel van vrijheid.” Dat nam niet weg dat er ook hard gewerkt werd: volgens Annejet van der Zijl was iedere artistiekeling die er kwam ‘bezig aan een inhaalslag’, omdat iedereen door de Tweede Wereldoorlog vijf jaar van de jeugd was kwijtgeraakt. Maar waarom werd de plek later ook synoniem voor de culturele en seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig?
De mens is soms niet ingewikkeld. Mensen houden van plezier. Op Jagtlust was het plezier groot. Een groot gedeelte daarvan lag in de taal. Op de plek ontstonden eigen catchphrases. ‘Heel fijn’ was een uitdrukking die veel gebruikt werd, maar ook ‘verloofde’ – een term die Fritzi voor mannen gebruikte. De term ‘uit de muur trekken’, voor eten uit de automatiek, werd op Jagtlust geintroduceerd en verrijkte zo het Nederlands. ‘Auwbuiksels hebben’ betekende ongesteld zijn, ‘schratti’ of ‘tesoro’ betekende ‘schat’. Dat eigen taaltje zorgde voor een groter groepsgevoel op Jagtlust. Het liet overigens ook sporen na in de bredere Nederlandse taal: Gerard Reve bediende zich voor het boek Nader tot U nog van het Jagtlust-taaltje.
Mede door de taal kon er ook een sfeer ontstaan die door architect Jaap Drabbe als volgt werd omschreven: “Je hoorde wat er speelde, wat interessant was, wat je moet lezen, wat er in Parijs gebeurde.”
De opkomst van de mythe van Jagtlust viel samen met de veranderende tijdgeest. Jongeren in de jaren zestig werden gegrepen door het idee groots en meeslepend te kunnen en moeten leven, en Jagtlust stond in die verbeelding hoog in het aanzien. Het was een statussymbool van een nieuwe vorm van leven geworden. Maar hoe liep het af?
Volwassen worden
In de jaren zestig werden de kunstenaars die in de jaren vijftig veel bij Jagtlust serieus genomen in hun beroep en carrière. Reve, Campert, Van der Elsken: kanonnen in de Nederlandse cultuur. Maar behalve dat ze serieus werden genomen, waren het inmiddels ook dertigers, veertigers geworden. Mensen met huizen en kinderen. Ook Fritzi was inmiddels in de dertig, en Jagtlust zelf werd ook een volwassener plek. Mensen kwamen niet meer zozeer om te feesten en dol te doen, maar de redacteur van uitgeverij Theo Sontrop huurde een stukje van het pand en ontdekte er bijvoorbeeld Gerrit Komrij.
Fritzi zelf werd ook achterna gezeten door uitgevers die haar gedichten wilden uitgeven. Pas toen ze 38 was, achterin de jaren zestig, publiceerde ze haar debuutbundel Geachte muizenpoot en achttien andere gedichten. Het werd een groot succes en verkocht tienduizenden exemplaren.
Dit succes was ergens het begin van het einde. Het was inmiddels 1968, en in Amsterdam begon een feest van popmuziek, vrije seksuele moraal en hedonisme. In Jagtlust was dat feest eigenlijk al in de jaren vijftig begonnen, en begon het net wat rustiger te worden. Mensen worden ouder, en volwassener. Fritzi verhuisde naar Amsterdam terug. Maar Jagtlust is nooit vergeten.
Jan van Tienen is schrijver en historicus. Hij werkte als hoofdredacteur voor Vice Nederland en publiceerde in 2015 zijn debuut 'Er is niets wat hier nog blijft’.